Geschiedenis Versie 3

In het traditionele Taekwondo vindt men veelal namen die aan de theorie ontleend zijn en verklaringen uit de Koreaanse geschiedenis. Het is daarom erg nuttig iets over de Koreaanse geschiedenis te weten.
De periode van de drie koninkrijken Silla, Koguryo en Paekje en de tijd erna hebben veel invloed gehad op het Taekwondo.

Drie koninkrijken

De drie koninkrijken werden rond 1 v. Chr. gesticht. Tot de derde eeuw was Silla tamelijk zwak en probeerde conflicten met Paekje en het veel grotere Koguryo te vermijden. In het begin van de zesde eeuw wilde Silla zijn gebied uitbreiden. Dit deed het door gebruik te maken van de situatie dat Paekje en Koguryo met elkaar ruzieden. Bovendien kreeg Silla hulp van China. Uiteindelijk lukte het Silla de andere twee koninkrijken onder zijn heerschappij te brengen. De bevolking van de drie koninkrijken had echter niet veel problemen met de vereniging onder Silla, want zij hadden veel gemeen: zij hadden dezelfde voorouders, bezaten dezelfde taal en cultuur en hadden ook al voor de vereniging veel contact met elkaar.

Hwarang-Do

In het machtige Silla ontstond nu het Hwarang-do, de culturele bloeiperiode. Jonge aristocraten en de krijgers-klasse vormden -een elite officierencorps dat "Hwarang-do" genoemd werd. "Hwarang" betekent bloem en "do" de geestelijke weg. Dit corps trainde, naast de normale training, die bestaat uit oefening met speer, boog, zwaard en mes, zichzelf ook in wapenloze mentale en fysieke discipline en in verschillende vormen van hand- en voetgevecht, waaronder het Taekyon (voorloper van het Taekwondo). Deze "Koong Joong Mu Sol"-krijgers konden zowel met het zwaard als met pen en papier overweg. Om zichzelf te leiden en vastberadenheid aan hun ridderlijkheid te geven, volgden ze een code van vijf regels op, samengesteld door een boeddhistische monnik en geleerde, Won Kang:

  • Blijftrouw aan koning en land.

  • Blijf gehoorzaam aan je ouders.

  • Blijf eerlijk ten opzichte van je vrienden.

  • Trek nooit terug uit een gevecht.

  • Dood correct.

Het mag misschien vreemd lijken dat een monnik deze code heeft opgesteld en iets met krijgskunst te maken heeft. Maar het was zo dat een monnik, die zich tot het boeddhisme bekeerde, verplicht werd zijn behoefte tot het materialisme af te leren, door van dorp tot dorp te gaan bedelen voor aalmoezen. De wegen, die deze dorpen met elkaar verbonden, waren de geschikte plaatsen voor dieven en schurken die iedereen, zelfs monniken, aanvielen. Voor hun eigen bescherming hadden de monniken, buiten de lange en korte stok, ook klem- en drukpunttechnieken aangeleerd, die gebruikt werden om de vijand uit te schakelen, maar zeker met te doden. Het Boeddhisme verbiedt immers het doden van een levend wezen.
Heel veel monniken beoefenden het Taekyon. Zij beschouwden het echter met alleen als zelfverdediging waar zij in noodgevallen gebruik van konden maken, maar meer als een manier om tot een lichamelijke en een geestelijke beheersing van het eigen Ik te komen. In de Yi-dynastie, ongeveer 800 jaar later, had het Taekyon nauwelijks kans tot verdere ontplooiing, omdat krijgskunst bij de wet verboden was. Men interesseerde zich bovendien meer voor literaire kunsten. Na de bezetting door de Japanners in 1910 werd het Taekyon bedreigd met uitsterving. Pas na de bevrijding in 1945 kon het weer tot bloei komen dankzij de steun en het werk van haar beoefenaars.